Copyright © 2024 Volleybalkrant.
Artwork by the Media Artists. All rights reserved.
Arnold van Ree is oud-international, met meer dan ruim honderd interlands op zijn naam, en is al jaren werkzaam voor de Nederlandse volleybalbond waar hij allerlei functies heeft bekleed. Inmiddels heeft hij al een aantal jaar de jonge talenten van het Talent Team Papendal onder zijn hoede en is hij bondscoach van Jong Oranje.
Hij heeft met het Talent Team net de reguliere competitie van de BetCity Eredivisie Mannen achter de rug en werkt nu met Jong Oranje toe naar het tweede en laatste kwalificatietoernooi voor het EK. Terugkijkend op de competitie met het Talent Team vertelt Van Ree dat er veel gebeurd is. “Er waren dit jaar heel veel jongens nieuw op het niveau van de Eredivisie. Daardoor wisten we wel dat we veel weerstand konden verwachten. Dat moet ook, want daarom zit je in zo’n team.” De talenten van Papendal hadden het lastig in de Eredivisie en wisten geen enkele overwinning te behalen. Tijdens het seizoen speelde Van Ree met zijn jongens ook nog het WEVZA, een toernooi waarop een EK-ticket te verdienen viel. Ook op dat toernooi zat het niet meer voor het team van Van Ree. “We werden getroffen door blessures en ziekte, wat invloed heeft gehad op de resultaten. Wat dat betreft waren we wel aan de beurt. Daar moet je dan mee omgaan als jonge groep en daar hadden we onze handen vol aan. Daardoor was het dit seizoen zeer uitdagend voor iedereen, maar we hebben ook veel opgestoken en geleerd. Die ervaring komt dan altijd wel van pas, zeker voor jonge spelers.”
Hoge belasting
In de Eredivisie kon het Talent Team de tegenstanders vaak niet bijbenen. Van Ree zag dat zijn groep niet alleen jong was dit seizoen, maar dat het ook een zeer intensieve competitie was. “Het was zeer intensief met doordeweekse wedstrijden en dubbele weekenden. Dat kwam ook door de opzet dit jaar, waardoor je bij meer teams wel korte maar helaas ook langdurige blessures ziet. De belasting is gewoon hoog. Daar kregen we dit seizoen mee te maken en moesten we mee leren omgaan. Hoe verzorg je jezelf, hoe doe je de krachttraining en hoe is de arbeid-rustverhouding. Daarnaast geldt voor onze spelers per uitstek ook nog dat er een schoolprogramma afgewerkt moet worden. Dat is voor onze groep, vanaf augustus tot nu, een behoorlijke opdracht geweest.” Van Ree zag ook dat zijn team dit jaar minder ervaren en jonger was dan eerdere jaren het geval was in het Talent Team. “Dat blijft een golfbeweging,” legt Van Ree uit. “Je hebt altijd jaren waarin je meer ervaren spelers hebt, maar ook minder ervaren spelers. Over het algemeen hebben we vijf geboortejaren in onze groep. Stel je voor dat je van de oudste lichting veel meer hebt, dan speel je beter qua resultaat. Dit jaar zaten we echt aan de jonge kant. Dat is niet één op één te relateren aan wat je kan. Er is altijd wel talent, maar je weet nooit hoeveel. Er zijn veel factoren van invloed op wie er staan en hoe het niveau van die groep is. Dat heb je niet altijd voor het zeggen.”
Of jongens wel of niet voor het programma op Papendal kiezen, heeft volgens Van Ree met verschillende dingen te maken. “Als je puur kijkt naar ons programma en wat we doen, zowel in intensiteit, volume en kwaliteit, kunnen we ons meten met de hele Eredivisie. Maar de keuze voor Papendal heeft met andere overwegingen van doen. Wil ik dit überhaupt en wat doe ik met mijn schoolcarrière, dat zijn vragen die jongens zich moeten stellen. Er zijn bijvoorbeeld jongens die zeggen; volgend jaar doe ik examen en dat wil ik graag doen op de plek waar ik nu zit. En dat snap ik ook wel. Als je ergens lang hebt gezeten dan wil je dat graag afmaken. Er zijn ook jongens die er tegenop zien om de familie achter te laten. Als je van tevoren al weerstand voelt, dan wordt het lastig. Je kunt ook niet na een paar weken zeggen, ik vind het niks. Die keuze is best wel groot om te maken. Maar dat is ook terecht.”
Omgaan met tegenslagen
Vanaf komend seizoen zal het Talent Team Papendal niet meer te zien zijn in de BetCity Eredivisie Mannen. De bond maakte bekend dat het programma op Papendal blijft bestaan als opleidingsprogramma, maar niet meer in de competitie actief zal zijn. “Eén van de eisen zou zijn dat we mee moeten spelen tot het einde. Dat stond ter discussie. Voor de rest begrijp ik dat er negen teams een licentie-aanvraag hebben gedaan. Ik weet niet wie die tiende gaat worden, maar wellicht dat wij daar dan wel gebruik van maken om buiten de competitie om wel te sparren. Vooralsnog blijft het programma wel bestaan. Maar hoe dat er exact uit gaat zien, is nog niet duidelijk,” legt Van Ree uit. Het niet meespelen in de play-offs zorgt ervoor dat Jong en Jeugd Oranje beter kunnen voorbereiden op de kwalificatietoernooien, die in april en mei vaak gespeeld worden. “Met een jonge groep en veel belasting is het ook belangrijk dat je tijd neemt voor herstel en dat je ook weer fysiek de tijd hebt om op te bouwen naar zo’n toernooi,” is Van Ree van mening. “Met veel wedstrijden tussendoor is dat voor een jong lichaam een stuk moeilijker. En van deze wedstrijdpauze maken we dan graag gebruik om op te bouwen en stap te zetten in het fysieke deel van de ontwikkeling.”
Van opbouwen naar het WEVZA, dat middenin het seizoen gespeeld werd, was tijdens dit seizoen geen sprake. “Wij waren daar volledig aan de beurt qua ziekte,” vertelt Van Ree. “Er viel elke dag wel een speler om en één jongen hebben we zelfs naar huis laten gaan, want dat was gewoon niet te doen. Dan weet je ook wel hoe de rest eraan toe is. Dat was ellende. Het was niet leuk en de resultaten zijn er dan ook niet. Het is voor de jonge atleet ook even met de neus op de feiten en hoe gedraag ik me onder moeilijke omstandigheden. Dat was wel uitdagend en interessant, zeker als je daar na een tijdje op terug kan kijken met elkaar. Verlies je de moed of kom je erachter dat je toch niet zo sterk bent en hoe herstel je hier dan van. Dat soort weerstand kan je het wel over hebben, maar aan den lijve ondervinden is dan misschien wel beter.”
Voorbereiden op EKK
Na de voorjaarsvakantie gaat het vizier op Papendal volledig op de kwalificatietoernooien voor het EK van deze zomer. Van Ree vertelt: “We gaan aan de slag met puntjes op de i, ook voor de jongens die terugkomen van (met name) enkelblessures. Ook wat domme pech en ongelukjes, het zat niet mee op dat gebied. Dat heeft tijd nodig. Dan weer verstandig opbouwen richting april voor het EKK in Estland (voor Jong Oranje) en Griekenland (voor Jeugd Oranje) om daar nog een ticket te halen voor het EK.” Dat is voor deze nationale selecties de laatste mogelijkheid om zich te plaatsen voor het EK. De nummer één plaatst zich direct en van de vijf poules gaan ook drie beste nummers twee naar het EK. Van Ree ziet ook dat er landen zijn die structureel beter zijn dan Nederland. “We hebben wel goed volleybal laten zien de laatste maanden, maar we zien ook dat landen als Frankrijk en Italië gewoon een stuk verder zijn. Dat blijft een interessant probleem. Dat kunnen we niet alleen in Arnhem oplossen, maar dat moet in het hele land. Mits we ook stellen dat we graag de beste willen worden, want dat is wel nodig om dat te kunnen.”
“Waarom zijn we in sommige sporten wel marktleider en in andere sporten niet? Waarom winnen we wel met hockey en niet bij volleybal? Hoe staat onze sport er mondiaal op? De volleybalsport heeft globaal gezien een zeer grote concurrentiestrijd. Van elke continent kunnen we de toplanden aanwijzen. Dat is letterlijk over de hele wereld keiharde topsport,” stelt Van Ree. “In het team van Frankrijk bijvoorbeeld, daar zitten jongens die al fulltime prof zijn. Die gooien alles aan de kant en kiezen voor volleybal. Je kan discussie voeren of dat goed of niet goed is, maar daar wordt je wel mee geconfronteerd. Je moet daar wel tegen spelen. Het feit is wel dat volleybal zich ontwikkelt tot een zeer professionele sport. Het is niet voor niks dat al onze internationals in het buitenland spelen.” Van Ree ziet ook dat het geen vraagstuk is wat je zo maar oplost. “Het is een complex verhaal. Feit blijft wel dat wij voldoende talent hebben, een sportinfrastructuur hebben die geschikt is voor topprestaties, wat ook al voldoende bewezen is door de jaren. Dus het blijft een interessant vraagstuk. Dat kan je niet alleen oplossen, maar misschien wel een gezamenlijke volleybalcommunity.”
Je reactie is opgeslagen.
Plaats een reactie
reacties: